ACV

10.9.3. Bescherming in geval van verwijdering uit de functie

10.9.3.1 Verwijderingsprocedure

De werkgever die het voornemen heeft de interne preventieadviseur te verwijderen uit zijn functie, zonder dat dit de beëindiging van de overeenkomst tot gevolg heeft, is verplicht tegelijkertijd:

  • aan de betrokken preventieadviseur bij een aangetekende brief de redenen waarom hij de overeenkomst wil beëindigen en het bewijs van die redenen, mee te delen;
  • aan de leden van het comité of de comités aan wie ook het voorafgaand akkoord over de aanduiding moet gevraagd worden bij een aangetekende brief een voorafgaand akkoord over de beëindiging van de overeenkomst te vragen en hen een afschrift mee te delen van de brief die werd verzonden aan de betrokken preventieadviseur. [1477]
    Bij ontstentenis van een comité gaat het om de vakbondsafvaardiging; bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging gaat het om de werknemers zelf. [1478]

Indien er een akkoord is van het comité, mag de werkgever de preventieadviseur verwijderen uit zijn functie. [1479]

Indien er geen akkoord is van het comité of het comité niet binnen een redelijke termijn advies verleent, past de werkgever de procedure als bedoeld in randnr. 432 toe. [1480]

Wanneer de werkgever de preventieadviseur verwijdert uit zijn functie zonder dat dit de beëindiging van de overeenkomst tot gevolg heeft, kan de preventieadviseur hiertegen beroep instellen bij de arbeidsrechtbank. [1481]

10.9.3.2 Beschermingsvergoeding

De werkgever is aan de preventieadviseur de beschermingsvergoeding verschuldigd in de volgende gevallen [1482]:

  1. indien hij de preventieadviseur heeft verwijderd uit de functie met miskenning van de geldende procedureregels;
  2. indien de door de werkgever aangevoerde redenen geen verband houden met de organisatie, de samenstelling en de werking van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk of met vaardigheden die erin aanwezig moeten zijn;
  3. indien de door de werkgever aangevoerde redenen betreffende de onbekwaamheid van de preventieadviseur om zijn opdrachten uit te oefenen, niet bewezen zijn;
  4. indien de door de werkgever aangevoerde redenen de onafhankelijkheid van de preventieadviseur in het gedrang brengen.
Laatst aangepast op: 04-07-2024