ACV

15.1. Preliminaire voorwaarden – toepassingsvoorwaarden

In tegenstelling tot de regeling voor werklieden (artikel 51 AOW) kan een onderneming niet zomaar overgaan tot schorsing van de arbeidsovereenkomst van bedienden wegens werkgebrek.

De onderneming moet cumulatief voldoen aan de volgende preliminaire voorwaarden:

  • De onderneming moet vallen onder het toepassingsgebied van de wet van 05.12.1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Het betreft dus voornamelijk ondernemingen uit de privésector;
  • De onderneming is in moeilijkheden ingevolge:
  • een daling van minimum 10% van de omzet (volgens de btw-aangifte), de productie of de bestellingen; of
  • een daling ingevolge een graad van tijdelijke werkloosheid wegens werkgebrek van minstens 10%; of
  • de onderneming is door de minister van Werk erkend als onderneming in moeilijkheden, op basis van onvoorziene omstandigheden die, op korte termijn een substantiële daling van de omzet, de productie of het aantal bestellingen tot gevolg hebben.
  • Het gebruik van de regeling schorsing bedienden ingevolge werkgebrek dient geregeld te worden in een sectorale cao, een ondernemings-cao of een goedgekeurd ondernemingsplan.

De onderneming zal dus eerst moeten bewijzen dat de mogelijkheid om de arbeidsovereenkomst voor bedienden te schorsen, voorzien is in een sectorale cao, een ondernemings-cao of een goedgekeurd ondernemingsplan en dat ze in economische moeilijkheden verkeert. [731] De onderneming moet aan de RVA bewijzen dat zij aan deze preliminaire voorwaarden voldoet via het speciaal hiervoor bedoelde formulier C106A.

Artikel 77/1, § 4 definieert als onderneming in moeilijkheden:

  1. De onderneming, in de zin van de juridische entiteit, met een substantiële daling van minimum 10% van de omzet of de productie in één van de vier kwartalen voorafgaand aan de aanvraag tot invoering van de regeling bedoeld in dit hoofdstuk, vergeleken met hetzelfde kwartaal van het kalenderjaar of van een van de twee kalenderjaren die de aanvraag voorafgaat. [732] Als deze daling niet voortvloeit uit het laatste kwartaal voorafgaand aan de aanvraag tot invoering van de regeling van economische werkloosheid voor bedienden, dan moet de dalende trend worden bevestigd in het daaropvolgende kwartaal of kwartalen voorafgaand aan de aanvraag. Als bewijs van de daling in de omzetcijfers wordt de btw-aangifte van die kwartalen als bijlage toegevoegd.
    De substantiële daling van 10% van de productie moet:
  • betrekking hebben op de volledige productie van de onderneming;
  • bekomen worden door een weging in functie van de belangrijkheid van de diverse producten in het productieproces en aanleiding geven tot een daaraan gerelateerde daling van de productieve arbeidsuren van de werknemers;
  • bewezen worden door de indiening van een dossier dat, naast de btw-aangiften van alle betreffende kwartalen, ook documenten bevat die de vereiste daling inzake productie aantonen en die de gevolgde berekeningswijze toelichten, zoals boekhoudkundige stukken en verslagen overgemaakt aan de ondernemingsraad.
  1. De onderneming (technische bedrijfseenheid, juridische entiteit of vestigingseenheid) die, tijdens het kwartaal voorafgaand aan het kwartaal tijdens het welke het formulier C106A aan de RVA wordt betekend, een aantal dagen tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen voor werklieden kent van ten minste 10% van het globaal aantal aan de RVA aangegeven dagen.
  2. De onderneming, in de zin van de juridische entiteit, met een substantiële daling van de bestellingen van minimum 10% in één van de vier kwartalen voorafgaand aan de aanvraag tot invoering van de regeling bedoeld in dit hoofdstuk, vergeleken met hetzelfde kwartaal van het kalenderjaar of van een van de twee kalenderjaren die de aanvraag voorafgaat.
    Als deze daling niet voortvloeit uit het laatste kwartaal voorafgaand aan de aanvraag tot invoering van de regeling van economische werkloosheid, dan moet de dalende trend worden bevestigd in het of de daaropvolgende kwartaal of kwarta(a)l(en) voorafgaand aan de aanvraag tot invoering van de regeling bedoeld in dit hoofdstuk.
    De substantiële daling van 10% van de bestellingen moet:
  • betrekking hebben op alle bestellingen van de onderneming;
  • bekomen worden door een weging in functie van de belangrijkheid van de diverse bestellingen en aanleiding geven tot een daaraan gerelateerde daling van de productieve arbeidsuren van de werknemers;
  • bewezen worden door de indiening van een dossier dat, naast ten indicatieve titel de btw-aangiften van alle betreffende kwartalen, ook alle documenten bevat die de vereiste daling inzake bestellingen aantonen en die de gevolgde berekeningswijze toelichten, zoals boekhoudkundige stukken en verslagen overgemaakt aan de ondernemingsraad.

De mogelijkheid om de arbeidsovereenkomst van bedienden te schorsen moet volgens artikel 77/1, § 2 voorzien zijn in ofwel:

  • Een sector-cao die gesloten werd in het paritair comité waaronder de onderneming valt;
  • Als er geen sector-cao bestaat en er in de onderneming een vakbondsafvaardiging bestaat, een cao gesloten op het niveau van de onderneming. Als binnen de twee weken na de start van de onderhandelingen, via de formele uitnodiging van de vakbondsafvaardiging, om te komen tot het sluiten van een cao, geen resultaten worden bereikt, kan de werkgever de door hem gewenste schorsing van de arbeidsovereenkomst toch nog doorvoeren voor zover hij gebonden is door een goedgekeurd ondernemingsplan;
  • Als er geen sector-cao bestaat en er in de onderneming geen vakbondsafvaardiging bestaat, een goedgekeurd ondernemingsplan. Dit ondernemingsplan is dan bindend voor de werkgever en alle bedienden in de onderneming. De procedure die gevolgd moet worden om een ondernemingsplan goed te keuren wordt hierna uiteengezet;
  • Als er geen sector-cao bestaat en er in de onderneming geen vakbondsafvaardiging bestaat, een cao.

Alle hier bedoelde cao’s of ondernemingsplannen moeten uitdrukkelijk vermelden dat zij gesloten zijn in het kader van hoofdstuk II/1 AOW en neergelegd worden ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de FOD WASO. Ze moeten de maatregelen bevatten tot maximaal behoud van de tewerkstelling, het bedrag vermelden dat de werkgever als aanvulling bij de werkloosheidsvergoeding moet betalen en de duurtijd van de volledige schorsing of de regeling van gedeeltelijke arbeid zonder de maximale duurtijd te overschrijden (zie hierna).

Als het sociaal overleg met de vakbondsafvaardiging mislukt of als er geen syndicale afvaardiging is, kan de werkgever een ondernemingsplan indienen bij de FOD WASO. Dat plan moet binnen de twee weken na ontvangst worden goedgekeurd door een zogenaamde Commissie Ondernemingsplannen. Deze tripartiete commissie bestaat uit leden van de vakorganisaties, leden van de werkgeversorganisaties en drie leden aangesteld door de regering.

De beslissingen worden binnen de twee weken na ontvangst van het ondernemingsplan bij gewone meerderheid genomen en moeten gemotiveerd worden op basis van volgende criteria:

  • de onderneming voldoet aan de voorwaarden tot erkenning als onderneming in moeilijkheden overeenkomstig de bepalingen van artikel 77/1, § 4;
  • het ondernemingsplan voldoet aan de bepalingen van artikel 77/1, § 2;
  • er wordt aangetoond dat de toepassing van de regeling voorzien in het ondernemingsplan leidt tot het vermijden van ontslagen.

De gemotiveerde beslissingen van deze Commissie worden door de Directeur-Generaal van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de FOD WASO overgemaakt aan de betrokken onderneming.

In de nasleep van de terroristische aanslagen van 22 maart 2016 in Brussel gaf de Commissie Sociale Zaken haar goedkeuring voor de aanpassing van deze strenge regelgeving. [733] Dit zou volgens minister van Werk Kris Peeters ondernemingen de kans moeten bieden om economische werkloosheid voor bedienden toe te passen, óók als ze niet voldoen aan de bestaande voorwaarden voor een onderneming in moeilijkheden. Een onderneming dient in dat geval een gemotiveerde aanvraag in bij de minister om als onderneming in moeilijkheden te worden erkend (en dus economische werkloosheid voor bedienden te kunnen toepassen) wanneer zij getroffen wordt door onvoorziene omstandigheden (zoals bv. een terroristischte aanslag en het sluiten van het publiek transport) die op korte termijn een substantiële daling van de omzet, de productie of het aantal bestellingen tot gevolg hebben. In 2020 is er ook een zgn. overgangsregeling van economische werkloosheid ingevoerd naar aanleiding van de overmachtssituatie door covid. [734]

Als de onderneming voldoet aan de hierboven beschreven preliminaire voorwaarden en gebruik wil maken van de schorsing van de arbeidsovereenkomst van de bedienden wegens werkgebrek moet ze een formulier C106A aangetekend versturen aan het RVA-kantoor dat bevoegd is voor de maatschappelijke zetel of voor de technische bedrijfseenheid van de onderneming. De onderneming ontvangt vervolgens in principe binnen de twee weken na verzending een positief antwoord als de voorwaarden zijn vervuld of een negatief antwoord als dat niet het geval is. Ten vroegste veertien dagen na de verzending van het formulier C106A waaruit blijkt dat de onderneming aan de voorwaarden voldoet, kan de werkgever effectief overgaan tot schorsing van de arbeidsovereenkomst van zijn bedienden. [735]

De regeling van volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor bedienden of de regeling van gedeeltelijke arbeid kan niet worden toegepast zolang de bediende recht heeft op inhaalrust ingevolge de overschrijding van de normale wekelijkse arbeidsduur [736] of ingevolge prestaties op een zon- of feestdag. [737]

Laatst aangepast op: 04-07-2023

    Gezamenlijk persbericht van minister van Sociale Zaken Maggie De Block en minister van Werk Kris Peeters, 13 april 2016.