ACV

7.2.1. Algemeen

De partij die een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd beëindigt zonder dringende reden of zonder een voldoende opzegtermijn, moet aan de andere partij een vergoeding betalen. Deze opzeggings- of verbrekingsvergoeding is gelijk aan het lopend loon dat overeenstemt met de duur van de opzegtermijn, hetzij met het resterend gedeelte van die termijn. [715] Zodra de werknemer ontslagen is, kan hij echter gelijk welk akkoord sluiten over de duur van de opzegtermijn of het bedrag van de compensatoire opzegvergoeding. [716]

De verbrekingsvergoeding wordt geacht op forfaitaire wijze alle schade te vergoeden die uit de onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst voortvloeit, zowel de materiële als de morele schade. [717] Dit betekent o.m. dat zij wordt vastgesteld zonder rekening te houden met de werkelijk geleden schade. Het is dan ook irrelevant of de werknemer al dan niet snel een andere betrekking heeft gevonden. [718]

Gelet op het feit dat de arbeidsovereenkomst onmiddellijk beëindigd wordt en de verbrekingsvergoeding een forfaitair karakter heeft, maakt de werknemer slechts aanspraak op loon tot de dag van de verbreking. De werknemer heeft bijgevolg geen recht op loon voor de periode tussen de verbreking en de dag waarop de opzegtermijn normaal zou beginnen lopen zijn. [719]

Geen bepaling belet dat partijen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst bovenop de door de wet bepaalde verbrekingsvergoeding een bijkomende door de werkgever verschuldigde vergoeding afspreken ingeval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever. [720]

Laatst aangepast op: 04-07-2024