In dit hoofdstuk behandelen we de meest voorkomende gevallen van schorsing van arbeidsovereenkomsten. Sommige schorsingen hebben een invloed op de betaling van het loon, andere niet. Sommige schorsingen hebben invloed op de beëindiging van de overeenkomst of op het recht op bepaalde voordelen enz.
We definiëren eerst het begrip ‘schorsing’ door de Arbeidsovereenkomstenwet te gaan vergelijken met de wettelijke bepalingen over gewone overeenkomsten in het burgerlijk wetboek. Vervolgens onderzoeken we de volgende mogelijke schorsingsgevallen:
- overmacht;
- gewaarborgd dagloon;
- arbeidsongeschiktheid (met bijzondere aandacht voor de controle op de arbeidsongeschiktheid en het recht op gewaarborgd loon);
- zwangerschaps- en bevallingsrust;
- klein verlet, geboorteverlof, adoptieverlof en pleegverlof;
- verlof om dwingende redenen;
- jaarlijkse vakantie;
- zetelen in arbeidsgerechten;
- vorming: sociale promotie, het Vlaams opleidingsverlof (VOV) en betaald educatief verlof (BEV);
- politiek verlof;
- syndicaal verlof;
- voorlopige hechtenis;
- tijdelijke werkloosheid wegens technische stoornis, slecht weer, gebrek aan werk wegens economische redenen en overmacht;
- staking en lock-out;
- conventionele schorsing of schorsing in onderling akkoord;
- loopbaanonderbreking en vermindering van prestaties.