Een werknemer van wie de functie vereist dat hij in het bezit is van een geldig rijbewijs, kan onmogelijk het werk verrichten waarvoor hij werd aangenomen in geval van een rijverbod, ongeacht of het zijn eigen wagen of een bedrijfswagen betreft. De uitvoering van de arbeidsovereenkomst van die werknemer wordt dus in principe geschorst, voor zover het om een tijdelijke situatie gaat.
Voor de werkgever lijkt er in dat geval alleszins sprake van overmacht te zijn: hij wordt geconfronteerd met een plotse situatie die volledig onafhankelijk is van zijn wil en die de uitvoering van de overeenkomst onmogelijk maakt. [48] Vermits de wet niets vermeldt over het betalen van gewaarborgd loon bij schorsing wegens overmacht, betekent dit dus dat er geen loon betaald moet worden door de werkgever. Tijdens die periode ontvangt de werknemer geen enkele bezoldiging.
Dat is wel het geval wanneer de werknemer, in overleg met zijn werkgever, één of meer dagen wettelijke vakantie of inhaalrust kan nemen. Normaal zou de werknemer, wanneer er sprake is van overmacht, onmiddellijk recht hebben op werkloosheidsuitkeringen. Dat zal hier echter niet het geval zijn: in hoofde van de werknemer is er immers geen sprake van overmacht. Hij is per definitie zélf verantwoordelijk voor het feit dat zijn rijbewijs werd ingetrokken. [49] Hij kan ook geen tijdelijke werkloosheidsuitkeringen ontvangen wegens technische stoornis omdat hij zélf de onmogelijkheid tot het uitvoeren van de arbeidsovereenkomst heeft veroorzaakt.
Een rijverbod kan echter ook het gevolg zijn van een lichamelijke ongeschiktheid. [50] In dit geval kan het wel om overmacht gaan. De arbeidsovereenkomst zal dan meestal geschorst worden wegens arbeidsongeschiktheid, maar dat is niet noodzakelijk het geval. Als dat rijverbod verhindert dat de werknemer zijn arbeidsovereenkomst uitvoert, kan er sprake zijn van overmacht. Als het rijverbod slechts tijdelijk is, wordt de uitvoering van de arbeidsovereenkomst erdoor geschorst. [51]