Tijdens de schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens arbeidsongeschiktheid door ziekte of ongeval, heeft de werkgever niet het recht om van de werknemer andere arbeidsprestaties te vragen dan er in de arbeidsovereenkomst werden overeengekomen. Maar de werkgever is ook niet verplicht om aan de arbeidsongeschikte werknemer, die misschien nog bekwaam is om sommige andere taken te verrichten, ander werk aan te bieden. De werkgever en de werknemer kunnen wel een overeenkomst sluiten voor vervangend werk. Enige voorzichtigheid bij het opmaken van zo’n overeenkomst is daarbij wel geboden; een dergelijke overeenkomst kan immers niet alleen een tijdelijke wijziging betreffen zolang de arbeidsongeschiktheid voor het oorspronkelijk overeengekomen werk duurt; ze kan ook definitief worden. Dat er geen schorsing volgens artikel 31 AOW is, werd ook geoordeeld over het geval waarin een werknemer een besmettelijke ziekte had waardoor hij niet in het bedrijf mocht werken. Er werd overeengekomen de arbeid thuis te verrichten. Die periode van thuisarbeid is dan geen schorsing, maar gewoon een periode waarin de arbeidsvoorwaarden in onderling akkoord tijdelijk gewijzigd worden. [262]