Het geboorteverlof bedroeg oorspronkelijk tien dagen. Sinds 1 januari 2021 had elke werknemer recht op vijftien dagen klein verlet voor de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs zijn zijde vaststaat. [495] Tot 20 mei 2011 werd dit verlof ook wel eens verkeerdelijk ‘vaderschapsverlof’ genoemd. Het vaderschapsverlof werd vanaf dan uitgebreid tot de ‘meeouder’. [496] De regeling wordt sindsdien geboorteverlof genoemd. Vanaf 1 januari 2023 werd het aantal dagen geboorteverlof opgetrokken tot twintig dagen voor geboortes vanaf die datum.
Men mag dit verlof niet verwarren met het verlof dat wordt toegekend op basis van de wet van 29 december 1990 en het KB van 17 oktober 1994 (= omzetting van de moederschapsrust in geboorteverlof bij overlijden of hospitalisatie van de moeder) dat we hiervoor al toegelicht hebben. De twintig dagen afwezigheid hoeven niet noodzakelijk in één keer en onmiddellijk na de geboorte te worden genomen. De werknemer mag deze twintig dagen vrij opnemen binnen de vier maanden vanaf de dag van de bevalling. [497] De dag van de bevalling geldt als eerste dag van die periode van vier maanden.
De werknemer heeft recht op deze twintig dagen afwezigheid voor elke bevalling met een zwangerschap van ten minste 180 dagen; als deze termijn niet wordt bereikt, gaat men ervan uit dat de bevalling een miskraam is die geen recht geeft op klein verlet. Als het kind na een periode van 180 dagen zwangerschap dood geboren wordt, heeft de werknemer recht op de afwezigheid die voorzien is voor de geboorte van een kind en kan hij dit verlof cumuleren met de afwezigheid die werd bepaald voor het overlijden van een kind.
Bij de geboorte van tweelingen, drielingen, enz. wordt het aantal dagen afwezigheid niet verhoogd aangezien het klein verlet niet gebaseerd is op het aantal kinderen, maar wel op de gebeurtenis, de geboorte, zelf.
Het geboorteverlof kan maar opgenomen worden door één werknemer voor één en hetzelfde kind:
- De vrouw die moederschapsrust geniet, heeft geen recht op geboorteverlof.
- ‘Vaderschapsverlof’ (door de vader genomen) en geboorteverlof (door de meeouder genomen) kunnen voor hetzelfde kind niet gecumuleerd worden. De wet voorziet dan ook een voorrangsregeling:
- De werknemer waarvan de afstamming wettelijk vaststaat, heeft voorrang.
- Staat het wettelijke afstammingsrecht niet vast, dan komt dit recht in dalende volgorde toe aan de werknemer die op het ogenblik van geboorte:
- gehuwd is met diegene van wie de afstamming vaststaat (met de moeder);
- wettelijk samenwoont met diegene van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
- sinds een onafgebroken periode van drie jaar voorafgaand aan de geboorte op permanente en affectieve wijze samenwoont met diegene van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. Het bewijs van samenwoning en hoofdverblijf wordt geleverd aan de hand van een uittreksel uit het bevolkingsregister.
In het kader van feitelijke of wettelijke samenwoning is bovendien vereist dat tussen beide partners geen band van bloedverwantschap bestaat die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen. Dergelijk verbod bestaat voor alle aanverwanten in rechte lijn en tussen broer en zus.
Het kan gebeuren dat de meeouder op een later ogenblik het pasgeboren kindje adopteert en dan recht krijgt op adoptieverlof (zie hierna). Het recht op verlof bij geboorte wordt dan in mindering gebracht van dat eventueel later te nemen adoptieverlof.
De eerste drie dagen afwezigheid behoudt de werknemer zijn loon. De werkgever betaalt dit loon gewoon door. Om gerechtigd te zijn op dit loon moet de werknemer de werkgever vooraf verwittigen en als dit niet mogelijk zou zijn, moet hij dit zo spoedig mogelijk doen. [498] De volgende zeven dagen krijgt de werknemer een uitkering van de ziekteverzekering gelijk aan 82% van het in de ZIV begrensde brutoloon. Om deze uitkering te krijgen moet de werknemer een aanvraag doen bij zijn ziekenfonds met een geboorteakte. Het ziekenfonds zal dan aan de werknemer een inlichtingenblad bezorgen dat deze door de werkgever moet laten invullen en dat hij op het einde van het geboorteverlof ondertekend moet terugsturen.
Wanneer de werknemer gebruikmaakt van het geboorteverlof, is hij beschermd tegen ontslaghandelingen door de werkgever vanaf het moment dat de werkgever schriftelijk op de hoogte gebracht werd tot vijf maanden te rekenen vanaf de dag van de bevalling. [499] Sinds 10 november 2022 wordt met een ontslag door de werkgever gelijkgesteld ‘elke handeling van de werkgever na afloop van deze periode die ertoe strekt eenzijdig een einde te maken aan de dienstbetrekking en waarvoor tijdens deze periode enige voorbereiding werd getroffen. Onder het treffen van enige voorbereiding wordt eveneens begrepen, het nemen van de ontslagbeslissing’. [500]
De werknemer kan dus enkel ontslagen worden om redenen die vreemd zijn aan de opname van het geboorteverlof. Het is de werkgever die de bewijslast draagt van het bestaan van zo een reden. Op verzoek van de werknemer stelt de werkgever hem schriftelijk in kennis van die redenen. Als de werkgever dat bewijs niet kan leveren, dan moet hij aan de werknemer een beschermingsvergoeding betalen van zes maanden loon, zonder afbreuk te doen aan de normale ontslagvergoeding.