ACV

4.1.1. Begrip arbeidsongeschiktheid

Artikel 31, § 1 AOW zegt dat de onmogelijkheid voor de werknemer om zijn werk te verrichten ten gevolge van ziekte of ongeval de uitvoering van de arbeidsovereenkomst schorst. In § 2 spreekt men dan verder over de ‘arbeidsongeschiktheid’. Voor de toepassing van de Arbeidsovereenkomstenwet heeft het begrip ‘ziekte’ een zeer ruime betekenis en kan het zeker niet worden herleid tot de in de medische wetenschap beschreven syndromen. [105] Arbeidsongeschiktheid in arbeidsrechtelijke zin vereist dus het gelijktijdig voorhanden zijn van 3 constitutieve bestanddelen, namelijk dat een werknemer: [106]

  1. in de onmogelijkheid is;
  2. om zijn werk te verrichten;
  3. en deze onmogelijkheid het gevolg is van een ziekte of een ongeval.

Zo dient de arbeidsongeschiktheid worden beoordeeld ten aanzien met de werknemer overeengekomen werk dat het voorwerp van de arbeidsovereenkomst uitmaakt. Er wordt dus niet gekeken naar de resterende geschiktheid of ongeschiktheid tot het presteren van werk. [107]

Ook het begrip arbeidsongeschiktheid in de ziekteverzekering is een heel ander begrip. [108] Het Hof van Cassatie bevestigde in 2006 dat een werknemer die door de raadsarts van de mutualiteit arbeidsgeschikt verklaard werd, toch nog in de onmogelijkheid kan zijn om zijn arbeid te presteren wegens ziekte of ongeval in de zin van artikel 31. [109] In dat geval zal de werknemer recht hebben op tijdelijke werkloosheidsuitkeringen wegens overmacht.

Bepaalde rechtspraak verwees zelfs naar de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie m.b.t. het begrip ‘gezondheid’. Dit is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn. En vermits ziekte de afwezigheid is van gezondheid, is iemand ziek wanneer die toestand van welzijn ontbreekt. [110] Volgens het Hof van Cassatie moet bij ‘ziekte’ gedacht worden aan stoornissen in lichamelijke en geestelijke functies. [111] Het sociaalrechtelijk woordenboek van de Benelux omschrijft arbeidsongeschiktheid als “lichamelijk of geestelijk niet in staat zijn om arbeid te verrichten”.

Laatst aangepast op: 04-07-2023

    Artikel 100 van de gecoördineerde ziektewet van 14 juli 1994 omschrijft de arbeidsongeschikte werknemer als “de werknemer die alle werkzaamheid heeft onderbroken als rechtstreeks gevolg van het intreden of verergeren van letsels of functionele stoornissen waarvan erkend wordt dat ze zijn vermogen tot verdienen verminderen tot een derde of minder dan een derde van wat een persoon, van dezelfde stand en met dezelfde opleiding, kan verdienen door zijn werkzaamheid in de beroepencategorie waartoe de beroepsarbeid behoort…”.