Af en toe leidt de schorsing wegens voorlopige hechtenis tot een discussie in de rechtspraak:
- Een werknemer die gevangen werd genomen in het kader van de Voorlopige Hechteniswet heeft geen recht op loon ook al voorziet de Arbeidsovereenkomstenwet dat zijn arbeidsovereenkomst geschorst is. De wet heeft immers op limitatieve wijze de gevallen bepaald waarin de werknemer in geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst recht heeft op gewaarborgd loon. [651]
- Na de invrijheidstelling mag de werkgever de werkhervatting niet weigeren op grond van overmacht. [652]
- Na het einde van de voorlopige hechtenis mag de werkgever niet weigeren de werknemer te werk te stellen zolang ‘geen gerechtelijk beslissing genomen is in gunstige zin voor de werknemer’; de werkgever die de tewerkstelling weigert, begaat een contractuele wanprestatie die kan leiden tot de verbreking van de overeenkomst. [653]
- Op zich vormt de voorlopige hechtenis geen dringende reden voor ontslag. De wet stelt immers dat de arbeidsovereenkomst geschorst wordt. Toch kunnen de feiten die aanleiding gaven tot de voorlopige hechtenis een dringende reden vormen. Het is de rechter die hierover beslist. [654]
- Er is enkel een schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens ‘maatregelen van voorlopige vrijheidsberoving’. Daarmee is nog niet gezegd wat er gebeurt met de arbeidsovereenkomst van de werknemer die wegens een andere reden gevangengezet is. De rechtspraak is het er echter over eens dat uit de afwezigheid van de werknemer op zich niet mag afgeleid worden dat deze de wil geuit heeft om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. [655]