ACV

10.1.5. Ouderschapsverlof

Een recht op ouderschapsverlof is voorzien zowel in cao nr. 64, als in het KB van 29 oktober 1997. Beide regelingen bestaan naast elkaar, zonder dat ze echter cumuleerbaar zijn. [1141] Deze situatie heeft tot gevolg dat de werknemer in zijn aanvraag duidelijk zal moeten aangeven wat de rechtsgrond is waarop hij zich wenst te baseren. Bij ontbreken van dergelijke vermelding kan voor de ontslagbescherming worden aangenomen dat de aanvraag stoelt op cao nr. 64. [1142]

In het KB van 29 oktober 1997 wordt nergens voorzien in een bijzondere ontslagbescherming. Aangezien het KB zich situeert in het stelsel van de loopbaanonderbreking en naar deze wetgeving verwijst, wordt echter aangenomen dat de bepalingen van de herstelwet van 22 januari 1985 inzake ontslagbescherming van toepassing zijn. [1143]

Conform cao nr. 64 mag de werkgever geen enkele daad stellen om de arbeidsverhouding eenzijdig te beëindigen, behalve om dringende reden of om een voldoende reden, nl. een reden waarvan de aard en de oorsprong vreemd zijn aan het ouderschapsverlof. [1144] Dit impliceert het bewijs door de werkgever van het bestaan van deze reden vreemd aan het ouderschapsverlof, alsook van het oorzakelijk verband met het ontslag. [1145] Het feit dat de ontslagen werknemer niet vervangen wordt, bewijst op zich nog niet dat er een economische reden voorhanden zou zijn. [1146] Het bewijs van een herstructurering binnen de onderneming of van een daling van de rendabiliteit volstaat op zich niet als bewijs van redenen vreemd aan het ouderschapsverlof. [1147]

De ontslagbescherming geldt vanaf de schriftelijke aanvraag van het ouderschapsverlof, d.i. op zijn vroegst drie maanden voor de aanvang van de periode van ouderschapsverlof [1148], en eindigt twee maanden na de einddatum van het ouderschapsverlof. Ze geldt ook tijdens de periode van uitstel van het recht. Wanneer het ouderschapsverlof in gedeelten wordt opgenomen, eindigt het ontslagverbod na afloop van negen maanden volgend op de datum waarop het verlof in principe ingaat (d.i. de datum waarop het ouderschapsverlof zou zijn ingegaan zonder rekening te houden met een eventueel uitstel).

De miskenning van het ontslagverbod wordt gesanctioneerd met een forfaitaire vergoeding van zes maanden loon. Deze vergoeding is cumuleerbaar met een verbrekingsvergoeding. Ze is evenwel niet cumuleerbaar met een vergoeding wegens willekeurig ontslag (sinds 1 april 2014 vervangen door de regeling kennelijk onredelijk ontslag vervat in cao nr. 109); een vergoeding wegens miskenning van de moederschapsbescherming (art. 40 Arbeidswet); een beschermingsvergoeding voor kandidaten voor of leden van ondernemingsraad of CPBW; een beschermingsvergoeding als vakbondsafgevaardigde. [1149]

De forfaitaire vergoeding van zes maanden loon die moet worden uitgekeerd aan een voltijdse werknemer die deeltijds ouderschapsverlof heeft opgenomen, moet berekend worden op basis van het loon voor voltijdse arbeidsprestaties. [1150]

Laatst aangepast op: 04-07-2024

    S. Cockx en P. Maerten, “Overzicht rechtspraak beschermde werknemers 2002-2007”, Or. 2008, 24.