ACV

5.3.1. Algemeen

Of er sprake is van een dringende reden komt uiteindelijk toe aan de soevereine appreciatiebevoegdheid van de feitenrechter. [479] De rechter zal het ontslag evenwel slechts post factum kunnen beoordelen, indien de ontslagen partij het ontslag om dringende reden betwist en aan het oordeel van de rechtbank voorlegt. In eerste instantie is het de ontslaggevende partij die de beoordeling dient te maken.

Dergelijke beoordeling is niet eenvoudig. In de praktijk zullen immers tal van elementen meespelen bij de afweging van de zwaarwichtigheid van de verweten fout. Wel mag de rechter de criteria niet wijzigen die de wet geeft aan het begrip dringende reden, bv. door een proportionaliteitsbeoordeling (tussen de fout en het onmiddellijke verlies van de arbeidsbetrekking) te doen. [480] Juist wegens de grote verscheidenheid die bestaat tussen elke situatie (net als tussen de wijze van percipiëren door rechters onderling) is de precedentswaarde [481] van rechtspraak op het vlak van de dringende reden relatief gering.

Toch biedt de rechtspraak een aantal aanknopingspunten. Voor een uitvoerige bespreking hiervan verwijzen we graag naar enkele overzichten in de doctrine. [482] Hieronder wordt slechts kort ingegaan op de rechterlijke beoordeling van enkele vaak ingeroepen of opvallende zware fouten.

In het arbeidsreglement moet verplicht melding gemaakt worden van situaties die binnen de onderneming als dringende reden voor ontslag worden aanzien. [483] De rechter is evenwel niet gebonden door deze kwalificatie, al kan hij er wel rekening mee houden om de ernst van de feiten te evalueren. [484]

Laatst aangepast op: 04-07-2024

    Zie o.m.: H. Buyssens, “Ontslag wegens dringende reden: kroniek van de rechtspraak 2000-2014”, RW 2015-2016, 443-458; C. Engels, “Ontslag wegens dringende reden”, ATO, O-102-1045 tot 1310; C. Engels en Y. VAN DER SYPE, Ontslag wegens dringende reden, Kluwer, Mechelen, 2016, 281 p.