ACV

11.3.4. Outplacement via VDAB (Vlaams gewest)

De werknemer die volgens de bijzondere regeling voor werknemers van minstens 45 jaar recht heeft op outplacement en die een geldige aanvraag heeft ingediend bij de werkgever, maar niet heeft kunnen genieten van een begeleiding, kan zich tot de VDAB richten om ten laste van de Vlaamse overheid te genieten van outplacementbegeleiding.

Deze mededeling moet ingediend worden bij het werkloosheidsbureau binnen een termijn van twaalf maanden vanaf het tijdstip waarop de werknemer de werkgever volgens de voorgeschreven procedure in gebreke heeft gesteld. Indien de werknemer intussen een betrekking gevonden heeft bij een nieuwe werkgever, maar deze betrekking verliest binnen de drie maanden na de indiensttreding, wordt de termijn van twaalf maanden geschorst ten belope van de duur van deze tewerkstelling. [1591]

De werknemer voegt bij zijn mededeling het bewijs dat hij:

  • door zijn werkgever is ontslagen op een andere grond dan een dringende reden;
  • zijn werkgever kennis heeft gegeven van zijn wens om van een outplacementbegeleiding te genieten of deze eventueel te hervatten;
  • minstens één jaar ononderbroken dienstanciënniteit telt in de onderneming op het moment dat het ontslag wordt gegeven;
  • een opzegtermijn heeft van minder dan dertig weken;
  • was tewerkgesteld in een vestigingseenheid in het Vlaamse gewest.

Met het oog hierop moet de werknemer (o.a.) volgende documenten overhandigen:

  • een kopie van de ontslagbrief die hem werd betekend;
  • het bewijs dat hij, binnen de termijn vastgesteld door of krachtens cao nr. 82, zijn werkgever op de hoogte heeft gebracht van zijn wens om gebruik te maken van zijn recht op outplacement en dat hij, indien hem geen voorstel tot outplacementbegeleiding werd gedaan, zijn werkgever in gebreke heeft gesteld voor het niet voorleggen van een outplacementaanbod. [1592]

De VDAB gaat na of de werknemer in de voorwaarden verkeert om te genieten van een outplacementbegeleiding in de zin van de wet en vraagt aan de werkgever, binnen een termijn van één maand vanaf de mededeling door de werknemer, om het uitblijven van een outplacementbegeleiding te rechtvaardigen. De werkgever beschikt over een termijn van één maand, te rekenen vanaf de kennisgeving van deze vraag, om daarop te antwoorden. [1593] Bij uitblijven van antwoord van de werkgever binnen de voorziene termijn, wordt hij verondersteld zijn outplacementverplichting niet te hebben nagekomen. Het dossier wordt dan overgedragen aan het Departement Werk en Sociale Economie. Indien de werkgever geen afdoende rechtvaardiging aandraagt, wordt het dossier eveneens overgedragen aan het Departement Werk en Sociale Economie. Het departement onderzoekt elk dossier, doet er uitspraak over en deelt zijn beslissing mee aan de werknemer, aan de werkgever en aan de VDAB, binnen één maand na de ontvangst van het dossier. [1594]

Laatst aangepast op: 04-07-2024