ACV

4.6.1. Algemeen

Op 7 juli 2011 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat o.m. de verschillende regeling voor arbeiders en bedienden op het vlak van de opzegtermijnen in strijd was met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod. De wetgever kreeg twee jaar de tijd, tot uiterlijk 8 juli 2013, om deze “manifeste ongrondwettigheid” recht te zetten. [221] Na maanden van intensief onderhandelen kwam uiteindelijk de Wet op het Eenheidsstatuut van 26 december 2013 (WES) tot stand. [222] De wet zelf trad in werking vanaf 1 januari 2014. [223]

De onduidelijkheid die aanvankelijk bestond over het lot van ontslagen gegeven tussen 9 juli 2013 en 31 december 2013 lijkt van de baan na een aantal arresten van het Grondwettelijk Hof. In die uitspraken werden de gevolgen van de ongrondwettige bepalingen gehandhaafd tot 31 december 2013. [224]

Voor alle werknemers, en dit ongeacht hun statuut (arbeider of bediende), gelden voortaan dezelfde opzegtermijnen. De nieuwe regels zijn van toepassing op de ontslagen betekend vanaf 1 januari 2014. [225]

Het betreft door de wet forfaitair vastgestelde termijnen berekend op basis van één enkel criterium, nl. de anciënniteit van de betrokken werknemer. Dat de termijnen op forfaitaire wijze worden vastgelegd, betekent bv. dat geen akkoord meer gezocht moet worden over de duur van de opzegtermijn. Bijgevolg verdwijnen de verschillende doctrinaire formules, zoals de formule-Claeys, die als richtsnoer werden gehanteerd om een redelijke opzegtermijn vast te stellen.

De termijnen worden voortaan uitgedrukt in weken (waarbij een week in principe 7 kalenderdagen is).

De regels zijn niet enkel van toepassing op de werknemers waarvan de uitvoering van de arbeidsovereenkomst is aangevangen vanaf 1 januari 2014, maar tevens op de werknemers die reeds in dienst waren vóór deze datum. Voor hen gelden evenwel specifieke overgangsbepalingen (zie 4.6.6. Overgangsregeling arbeidsovereenkomsten aangevangen vóór 1 januari 2014 (“vastkliksysteem”)).

Laatst aangepast op: 04-07-2024

    GwH 7 juli 2011, nr. 125/2011, www.const-court.be.