5.2.2.1 Algemeen

Vanaf de dag van de bevalling^[419] is de vrouw verplicht om negen weken^[420] bevallingsrust te nemen. De werkneemster mag dan geen arbeid verrichten gedurende een periode van 63 opeenvolgende kalenderdagen die begint op de dag van de bevalling. Maar de periode van negen weken postnatale rust zal pas vanaf de dag na de bevalling beginnen als de werkneemster op de dag van de bevalling de arbeid nog heeft aangevat.

Bovendien mag de werkneemster deze periode van negen weken verlengen met een periode gelijk aan het gedeelte van de facultatieve prenatale rustperiode van vijf of zeven weken waarin ze verder heeft gewerkt (zie hierboven). Dit verlof moet de werkgever toestaan op eenvoudig verzoek van de werkneemster.

Het is voor de werkgever uitdrukkelijk verboden om de werkneemster tijdens de postnatale rust van negen weken tewerk te stellen, zélfs als zij erom vraagt. Voor deze periode geldt dus net hetzelfde arbeidsverbod als tijdens de verplichte week prenatale rust (zie hierboven).

De postnatale rust kan bovendien ook nog in drie specifieke gevallen worden verlengd:

Bij een meerlinggeboorte;
Bij een ‘moeilijke zwangerschap’ (vanaf 1 maart 2020 niet meer van toepassing);
Bij hospitalisatie van het pasgeboren kindje.

5.2.2.2 Verlenging bij meerlinggeboorte

Op verzoek van de werkneemster die een meerling ter wereld bracht, kan de postnatale periode (eventueel al verlengd met de periode waarin de vrouw verder heeft gewerkt) verlengd worden met nogmaals (maximaal) twee weken.^[421] Deze verlenging is facultatief. Zij is ook onafhankelijk van de facultatieve verlenging van de prenatale rust met twee weken. Bij de geboorte van een meerling kan met andere woorden zowel de prenatale als de postnatale rust met telkens maximum twee weken verlengd worden tot een maximum van negentien weken. De werkneemster is volledig vrij om gebruik te maken van deze mogelijkheden.

5.2.2.3 Verlenging bij ‘moeilijke zwangerschap’

De postnatale rust kon op verzoek van de werkneemster met één week verlengd worden wanneer ze wegens ziekte of ongeval arbeidsongeschikt was gedurende de hele periode vanaf de zesde of achtste week (bij een meerling) voor de werkelijke bevallingsdatum.^[422] Voor deze extra week moederschapsrust kreeg de werkneemster uitkeringen van haar ziekenfonds.^[423]

De wet van 12 juni 2020 [424] heeft deze mogelijkheid tot verlenging afgeschaft. Gelet op de mogelijkheid om de postnatale rust met vijf (zeven) weken te verlengen indien de werkneemster arbeidsongeschikt is tijdens de gehele periode vanaf de zesde (achtste) week tot en met de tweede week voor de bevalling, wordt het recht op de bijkomende week wanneer de werkneemster arbeidsongeschikt is gedurende de gehele periode van zes (acht) weken voorafgaand aan de bevalling, opgeheven.

5.2.2.4 Verlenging bij hospitalisatie van het pasgeboren kind

Wanneer het pasgeboren kind na de eerste zeven dagen te rekenen vanaf zijn geboorte in de verplegingsinrichting moet opgenomen blijven, kan de werkneemster verzoeken om de postnatale rustperiode te verlengen met een duur gelijk aan de periode dat haar kind na die eerste zeven dagen in de verplegingsinrichting opgenomen blijft. De duur van deze verlenging mag vierentwintig weken niet overschrijden.^[425] Deze mogelijkheid geldt ook wanneer bij de geboorte van een meerling slechts één van de kinderen opgenomen moet blijven.

Om van dit recht gebruik te maken moet de werkneemster aan haar werkgever de volgende bewijsstukken bezorgen:

Bij het einde van de postnatale rustperiode: een getuigschrift van de verplegingsinrichting waaruit blijkt dat het pasgeboren kind in de verplegingsinrichting opgenomen blijft na de eerste zeven dagen vanaf zijn geboorte en met vermelding van de duur van de opname;
Zo nodig: een nieuw getuigschrift van de verplegingsinrichting bij het einde van de eerste verlenging waaruit blijkt dat tijdens deze verlenging het pasgeboren kind de verplegingsinrichting nog niet heeft mogen verlaten en met vermelding van de duur van de opname.