ACV

9.3.2. Bewijs en schadevergoeding

Overeenkomstig de gewone bewijsregels moet de partij die beweert dat de tegenpartij misbruik maakte van zijn ontslagrecht, daarvan het bewijs leveren. Niet alleen moet de fout worden bewezen, maar ook de schade en het oorzakelijk verband tussen beide. Het gaat om een bijzondere fout en een bijzondere schade, aangezien de opzegvergoeding reeds geacht wordt op forfaitaire wijze de (materiële en morele) schade te dekken voortvloeiend uit de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en het verlies van de betrekking. [1075] Alle bewijsmiddelen mogen worden aangewend, getuigen en vermoedens inbegrepen. Toch is de bewijslevering in de praktijk niet evident. Ook de tegenpartij zal zijn beweringen dienen te staven, nu elke partij die iets aanvoert daarvan het bewijs moet leveren.

In principe maakt de partij die het slachtoffer is van misbruik van ontslagrecht aanspraak op een schadevergoeding gelijk aan de bewezen reële schade. Nu het bewijs van de effectieve omvang van de schade niet evident is, wordt de schadevergoeding vaak door de rechter naar billijkheid vastgelegd. [1076] De bedragen kunnen hierbij erg verschillen. Zo werd een filiaalhouder van een bank die alleen maar werd ontslagen om de directie van de bank vrij te pleiten tegenover het publiek, vergoed met drie miljoen frank (74.368,06 euro) [1077], terwijl het misbruik van ontslagrecht tegenover een bediende met meer dan twintig jaar dienst slechts werd beteugeld door een morele schadevergoeding van één frank (0,02 euro). [1078] De meerderheid van de toegekende vergoedingen situeren zich echter tussen de 2.500 en de 12.500 euro. [1079]

Laatst aangepast op: 04-07-2024

    Arbh. Brussel 8 november 1991, RSR 1992, 151.