ACV

10.6.2. De ontslagbescherming uit cao nr. 5

10.6.2.1 Principe en beschermde werknemers

De leden van de vakbondsafvaardiging mogen niet worden ontslagen om redenen die eigen zijn aan de uitoefening van hun mandaat. [1239]

Deze ontslagbescherming geldt slechts voor vakbondsafgevaardigden die werden aangeduid of verkozen. Zij geldt niet voor kandidaten [1240] tenzij dat in de sectorale cao toch uitdrukkelijk is voorzien. [1241] Evenmin geldt zij voor feitelijke vakbondsafgevaardigden (zie ook 10.5.2.3. Aard van de bescherming). [1242]

Of ook plaatsvervangende vakbondsafgevaardigden een ontslagbescherming genieten, is omstreden. Cao nr. 5 gewaagt nergens uitdrukkelijk van plaatsvervangende vakbondsafgevaardigden, en voorziet voor deze groep dan ook nergens expliciet in een bijzondere ontslagbescherming. Deze ontslagbescherming vloeit evenmin impliciet voort uit cao nr. 5. Integendeel, art. 18 van cao nr. 5 stelt dat “de leden van de syndicale afvaardiging niet mogen worden afgedankt om redenen die eigen zijn aan de uitoefening van hun mandaat.” Wegens de verwijzing naar een mandaat stellen rechtspraak en doctrine dat een plaatsvervangend vakbondsafgevaardigde op grond van art. 18 van cao nr. 5 geen ontslagbescherming geniet. [1243]

Niets belet evenwel dat een sector-cao toch een vakbondsafvaardiging met plaatsvervangers voorziet, en aan deze groep een bijzondere ontslagbescherming toekent. [1244] Dit standpunt wordt ook voorgestaan door het Hof van Cassatie. [1245] Een eventuele ontslagbescherming voor plaatsvervangende vakbondsafgevaardigden zou ook impliciet kunnen blijken uit de sectorale cao. [1246]

Wanneer een plaatsvervanger een effectief lid vervangt, dan geniet deze wel van de ontslagbescherming, [1247] evenwel maar zo lang de vervanging duurt. [1248]

10.6.2.2 Beschermingsperiode

De beschermingsperiode valt samen met het mandaat, zodat de bescherming slechts aanvangt vanaf de verkiezing of de kennisgeving van de aanduiding aan de werkgever. De beschermingsperiode houdt op bij het eindigen van het mandaat.

10.6.2.3 Aard van de bescherming

De ontslagbescherming van vakbondsafgevaardigden raakt de openbare orde. [1249] Dit leidt ertoe dat de bescherming beperkt is tot de afgevaardigden die regelmatig zijn aangeduid. De vakbondsafvaardiging is slechts regelmatig samengesteld indien er een sectorale cao werd gesloten in uitvoering van de cao nr. 5 en de regels van die sectorale cao werden nageleefd. [1250] Een werknemer die niet voldoet aan de voorwaarden die in de sectorale cao zijn gesteld, maar desondanks toch als afgevaardigde werd aangeduid, is niet beschermd. Dit geldt evenzeer als de werkgever zijn optreden als afgevaardigde heeft gedoogd. [1251] Anderzijds doet het verzet van de werkgever tegen een bepaalde kandidatuur de bescherming niet wegvallen. Het is immers de vakorganisatie die autonoom beslist over de aanduiding van de vakbondsafgevaardigden. [1252]

Een ander gevolg van het openbare orde-karakter is dat de vakbondsafgevaardigde niet geldig kan verzaken aan zijn bescherming (zie echter 10.6.1.5. Aard bescherming, wat de beschermingsvergoeding betreft). De afgevaardigde kan echter wel zijn mandaat zelf opgeven. Daardoor is hij geen afgevaardigde meer en kan hij worden ontslagen zoals elke andere werknemer. [1253]

10.6.2.4 Procedure bij ontslag [1254]

De werkgever die het voornemen heeft een vakbondsafgevaardigde om gelijk welke reden, met uitzondering van een dringende reden, te ontslaan, moet de vakbondsafvaardiging en de vakorganisatie die hem heeft voorgedragen hiervan verwittigen. Deze verwittiging gebeurt met een aangetekende brief die uitwerking heeft de derde dag volgend op de datum van verzending. [1255]

De betrokken vakorganisatie kan meedelen dat zij de geldigheid van de voorgenomen afdanking weigert te aanvaarden. Dit moet zij doen in een aangetekend schrijven binnen een periode van zeven (kalender)dagen die aanvangt op de dag waarop de brief van de werkgever uitwerking heeft. Het uitblijven van reactie binnen die zeven dagen moet worden beschouwd als een aanvaarding door die vakorganisatie van de geldigheid van de voorgenomen afdanking. Indien de vakorganisatie akkoord gaat of niet reageert binnen die zeven dagen, mag het ontslag doorgevoerd worden.

Indien de vakorganisatie weigert de geldigheid te aanvaarden, heeft de meest gerede partij de mogelijkheid het geval aan het oordeel van het verzoeningsbureau van het paritair comité voor te leggen. Hiervoor is geen vervaltermijn voorzien. Zolang deze procedure voor het verzoeningsbureau niet werd opgestart of nog lopende is, mag het ontslag niet worden doorgevoerd.

Komt het verzoeningsbureau binnen dertig dagen na de aanvraag niet tot een eensluidende beslissing, dan kan de werkgever het ontslag doorvoeren; de werknemer kan dan voor de rechtbank de geldigheid van dit ontslag betwisten. [1256] Ook tegen een beslissing van het verzoeningsbureau waarbij al dan niet toestemming tot ontslag wordt gegeven, staat een beroep open bij de arbeidsrechtbank.

Bovenstaande procedure moet eveneens worden gevolgd door de werkgever die een vakbondsafgevaardigde wenst te ontslaan samen met al zijn personeel wegens een ondernemingssluiting. [1257] Indien bij de stopzetting van de activiteiten, met name naar aanleiding van het vonnis van faillietverklaring, de curators uitdrukkelijk of stilzwijgend hun wil te kennen geven de bestaande arbeidsovereenkomsten te beëindigen, moet de beschermingsprocedure niet worden in acht genomen. [1258]

Schematisch overzicht (buitengerechtelijke) ontslagprocedure

10.6.2.5 Dringende reden

In geval van ontslag wegens dringende reden moet bovenstaande procedure niet worden gevolgd. Dan is slechts vereist dat de vakorganisatie daarvan onmiddellijk – maar niet noodzakelijk vooraf – op de hoogte wordt gebracht. [1259]

10.6.2.6 Sanctie [1260]

Wanneer een vakbondsafgevaardigde op onrechtmatige wijze ontslagen wordt, zal hij gerechtigd zijn op een beschermingsvergoeding ten belope van één jaar loon. [1261] Dit zal met name het geval zijn wanneer:

  1. de werkgever het ontslag doorvoert zonder voormelde procedure correct te volgen;
  2. op het einde van die procedure de geldigheid van de redenen van ontslag door het verzoeningsbureau of door de arbeidsrechtbank niet wordt erkend;
  3. de afgevaardigde werd ontslagen wegens een dringende reden die door de arbeidsrechtbank niet wordt erkend;
  4. de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd wegens een dringende reden in hoofde van de werkgever.

De beschermingsvergoeding is cumuleerbaar met een verbrekingsvergoeding, maar niet met de bijzondere beschermingsvergoeding verschuldigd aan de onregelmatig ontslagen werknemer op grond van de wet van 19 maart 1991 voor leden van of kandidaten voor de ondernemingsraad of het CPBW.

10.6.2.7 Vakbondsafvaardiging belast met opdrachten CPBW

In ondernemingen waar geen CPBW werd opgericht – om welke reden dan ook – wordt de vakbondsafvaardiging ermee belast de opdrachten van het CPBW uit te oefenen. In dat geval genieten de afgevaardigden (naast hun bescherming als lid van de vakbondsafvaardiging) dezelfde bescherming als de leden van het CPBW (zie 10.6.1. Bescherming tegen ontslag). [1262]

Dit betekent dat bij ontslag van een vakbondsafgevaardigde zowel de ontslagprocedure uit de wet van 19 maart 1991 als die in verband met de vakbondsafvaardiging dienen te worden gerespecteerd. De beschermingsvergoedingen voortvloeiende uit beide regelingen zijn echter niet cumuleerbaar.

Deze ruimere bescherming vangt aan bij het begin van het mandaat als vakbondsafgevaardigde of op het moment dat het CPBW wegvalt in de onderneming. [1263] Ze geldt zelfs in het geval de vakbondsafvaardiging niet daadwerkelijk de opdrachten van het comité heeft uitgeoefend. [1264] De bescherming eindigt bij het einde van het mandaat [1265] of van zodra er een CPBW wordt opgericht.

Of ook plaatsvervangende vakbondsafgevaardigden zich op deze uitgebreide bescherming kunnen beroepen, is omstreden. In een arrest van 10 februari 2003 oordeelde het Hof van Cassatie als volgt: “(…) een plaatsvervangend vakbondsafgevaardigde, die geen lid is van de vakbondsafvaardiging, geniet die bescherming enkel in zoverre en zolang hij de werkend vakbondsafgevaardigde vervangt”. [1266] Indien zou blijken dat de plaatsvervanger, krachtens de toepasselijke sectorale cao, wél deel zou uitmaken van de vakbondsafvaardiging, dan zal hem wellicht ook de ruimere bescherming toekomen (vgl. randnr. 358).

10.6.2.8 Vakbondsafvaardiging belast met opdrachten ondernemingsraad

In ondernemingen waar geen ondernemingsraad werd opgericht, wordt de vakbondsafvaardiging belast met een deel van de taken van dit orgaan. [1267] Op deze basis ontstaat evenwel geen recht op de ontslagbescherming vervat in de wet van 19 maart 1991. [1268]

10.6.2.9 Behoud bescherming na overname onderneming [1269]

De vakbondsafgevaardigden worden bij overname van onderneming of overdracht onder gerechtelijk gezag beschermd tot op het ogenblik dat een nieuwe vakbondsafvaardiging wordt samengesteld. Indien zij opnieuw aangeduid of herkozen worden door de syndicale organisatie, genieten zij de bescherming gedurende de nieuwe periode van uitoefening van hun mandaat. Indien zij niet opnieuw aangeduid of herkozen zijn, behouden zij hun bescherming tot op het ogenblik dat de conventionele duur van het mandaat dat zij uitoefenden in de overgenomen onderneming, zou verstreken zijn.

Laatst aangepast op: 04-07-2024

    Cass. 22 april 1991, RW 1991-92, 441; Arbh. Bergen 27 maart 2009, JTT 2010, 126; Arbh. Gent 23 mei 1990, onuitg., AR nr. 530, geciteerd in P. Denis, “De bescherming van de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraad en in het comité voor veiligheid en gezondheid”, in X., De bescherming van de personeelsvertegenwoordigers in de onderneming, Brussel, VBO 1997, 27; R.C. Goffin en F. Lagasse, “Examen loi 4 août 1996 – La mort du C.S.H.?”, JTT 1996, 429.