ACV

2.1.1. Algemeen

De Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 (AOW) regelt de arbeidsovereenkomsten voor werklieden, bedienden, handelsvertegenwoordigers en dienstboden. [110] Andere arbeidsovereenkomsten worden niet door deze wet geregeld; zij worden in principe wel beheerst door andere specifieke wetten. [111]

De arbeidsovereenkomst voor werklieden is de overeenkomst waarbij een werknemer (de werkman) zich verbindt, tegen loon, onder gezag van een werkgever in hoofdzaak handarbeid te verrichten. [112] Het enige verschil met een arbeidsovereenkomst voor bedienden bestaat erin dat het voorwerp van dit laatste contract in hoofdzaak hoofdarbeid betreft. [113]

De arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers is de overeenkomst waarbij een werknemer, de handelsvertegenwoordiger, zich verbindt tegen loon cliënteel op te sporen en te bezoeken met het oog op het onderhandelen over en het sluiten van zaken, verzekeringen uitgezonderd, onder het gezag, voor rekening en in naam van een of meer opdrachtgevers. [114]

De arbeidsovereenkomst voor dienstboden is de overeenkomst waarbij een werknemer, de dienstbode, zich verbindt tegen loon en onder gezag van een werkgever, in hoofdzaak huishoudelijke handarbeid te verrichten in verband met de huishouding van de werkgever of van zijn gezin. [115]

De basisvoorwaarde voor de toepasselijkheid van de Arbeidsovereenkomstenwet is de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst, met name een wederkerige overeenkomst waarbij een werknemer zich ertoe verbindt, tegen loon, onder gezag van een werkgever arbeid te verrichten. [116] De drie essentiële elementen van de arbeidsovereenkomst zijn dus arbeid, loon, en gezag van de werkgever (zie 2.1.3 De essentiële bestanddelen van de arbeidsovereenkomst). Die moeten alle drie aanwezig zijn opdat er van een arbeidsovereenkomst sprake kan zijn. [117]

Laatst aangepast op: 04-07-2024

    Cass. 6 maart 2000, JTT 2000, 227; Cass. 16 oktober 1987, Arr.Cass. 1987-88, nr. 96.