ACV

3.5.8. Scholingsbeding

3.5.8.1 Definitie

Een scholingsbeding is het beding waarbij de werknemer, die gedurende de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst een vorming volgt op kosten van de werkgever, zich ertoe verbindt om aan deze laatste een gedeelte van de vormingskosten terug te betalen als hij de onderneming verlaat voor het einde van de overeengekomen periode. [618]

Een zogenaamde ‘opleidingslening’ valt niet onder de wettelijke omschrijving en bescherming van het scholingsbeding. [619] Met een opleidingslening wordt bedoeld dat de werknemer zelf zijn opleiding financiert, maar daarvoor van de werkgever een lening krijgt die hij niet moet terugbetalen als hij een bepaalde periode in dienst blijft van de werkgever.

3.5.8.2 Voorwaarden

De sectoren kunnen bij collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde categorieën van werknemers en bepaalde vormingen uit-luiten van de toepassing van het scholingsbeding. [620]

Een scholingsbeding kan enkel bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd opgenomen worden. [621] Een scholingsbeding is verder uitgesloten:

  • wanneer het brutojaarloon 39.353 euro (bedrag voor 2023) niet overschrijdt;
  • wanneer het niet gaat om een specifieke vorming die toelaat om nieuwe professionele competenties te verwerven die desgevallend ook buiten de onderneming kunnen gevaloriseerd worden;
  • wanneer vorming wordt opgelegd door een wettelijke of reglementaire bepaling om het beroep te kunnen uitoefenen. Dat is wel toegestaan voor vormingen voor een beroep dat (of een functie die) voorkomt op de lijst van knelpuntberoepen of moeilijk in te vullen functies van de Gewesten; [622]
  • wanneer de vorming geen duur van 80 uren bereikt of een waarde gelijk aan het dubbel van het gemiddeld minimummaandinkomen. [623]

Het beding moet op straffe van nietigheid schriftelijk worden vastgesteld, voor elke werknemer afzonderlijk ten laatste op het moment waarop de door het betrokken beding beoogde vorming een aanvang neemt. [624] Een scholingsbeding moet een aantal vermeldingen verplicht bevatten:

  • De vorming moet omschreven worden alsmede de plaats waar zij gegeven wordt en de duur ervan.
  • De kostprijs (of de raming ervan) moet vermeld worden. Lonen en andere vergoedingen waar de werknemer krachtens zijn arbeidsovereenkomst recht op heeft (zoals verplaatsingskosten of verblijfskosten) vormen geen onderdeel van de vormingskost.
  • De begindatum en de periode tijdens dewelke het scholingsbeding toegepast mag worden. Als de vorming aanleiding geeft tot het afleveren van een attest, valt de begindatum samen met de aflevering van dit attest. De geldingsduur mag ook nooit langer dan drie jaar zijn.
  • Het door de werknemer terug te betalen bedrag van het gedeelte van de scholingskosten. Dat moet bovendien degressief zijn in functie van de looptijd van het beding. [625]

De duur van het beding moet bovendien in verhouding staan tot de duur en de kost van de gegeven vorming en mag in geen geval langer duren dan drie jaar. [626]

Het bedrag dat de werknemer moet terugbetalen, wordt ook begrensd:

  • Het door de werknemer terug te betalen bedrag mag nooit hoger zijn dan 30% van het brutojaarloon van de werknemer. [627]
  • Het terug te betalen bedrag mag niet meer bedragen dan 80% van de vormingskost indien de werknemer vertrekt vóór 1/3 van de looptijd van het beding, 50% bij vertrek tussen 1/3 en uiterlijk 2/3 van de looptijd en 20% tijdens het laatste derde van de looptijd. [628]

De werkgever mag zich niet op het scholingsbeding beroepen in geval:

  • het ontslag valt tijdens de eerste 6 maanden vanaf de aanvang van de overeenkomst;
  • de werkgever de werknemer ontslaat, behalve omwille van dringende redenen;
  • de werknemer ontslag neemt omwille van dringende redenen in hoofde van de werkgever;
  • als het ontslag door de werknemer gebeurt als gevolg van een herstructurering in de onderneming. [629]

De werknemer blijft de bezitter van zijn in het kader van een scholingsbeding behaalde diploma’s of certificaten, ongeacht of het scholingsbeding al dan niet van kracht is. [630]

Laatst aangepast op: 04-07-2024

    Art. 22bis, § 7 AOW.