ACV

3.5.10. Intellectuele eigendom

3.5.10.1 Algemeen

Vele werknemers zijn bij de uitvoering van hun arbeidsovereenkomst creatief bezig. Een groot deel van de uitvindingen wordt gedaan door werknemers of onderzoekers in dienstverband. In de arbeidsovereenkomst van heel wat werknemers wordt daarom een clausule opgenomen waarin wordt bedongen dat de auteursrechten of de uitvindersrechten van zaken die door de werknemer worden gecreëerd of gevonden, aan de werkgever toekomen.

De verhouding tussen de werknemer en de werkgever met betrekking tot deze intellectuele rechten is slechts zeer beperkt wettelijk geregeld. Er moet een onderscheid worden gemaakt naargelang de wijze en het voorwerp van creativiteit van de werknemer. Een werknemer kan als auteur bezig zijn, een computerprogramma schrijven, een uitvinding doen, een merk ontwerpen of een tekening of model maken. Hierna gaan we enkel in op de auteursrechtelijke beschermde werken en de uitvindingen.

3.5.10.2 Auteursrechten

3.5.10.2.1 Werk van letterkunde of kunst

De wetgeving definieert zelf niet wat een ‘werk van letterkunde of kunst’ uitmaakt. Aangenomen wordt dat de notie betrekking heeft op een eigen intellectuele creatie van de auteur die uitgedrukt wordt in een concrete en originele vorm. Daaronder wordt o.m. verstaan: romans, wetenschappelijke teksten, utilitaire teksten (zoals gebruiksaanwijzingen), lezingen, tekeningen, foto’s, logo’s, liedjes, opera’s, jingles, gsm-toontjes, films, documentaires, animatiefragmenten, PowerPointpresentaties, beeldhouwwerken, architecturale bouwwerken, werken van toegepaste kunst (zoals designs), choreografieën, … [638]

Van zodra een werk voldoet aan de voorwaarden van originaliteit en concrete vorm, geniet het auteursrechtelijke bescherming zonder dat enige formaliteit moet worden vervuld. De auteur van het werk van letterkunde of kunst heeft de vermogensrechten en morele rechten op het werk.

3.5.10.2.2 Vermogensrechten

De vermogensrechten stellen de auteur in staat zijn werk te exploiteren en er zo financieel voordeel uit te halen. Deze rechten omvatten: [639]

  • het reproductierecht: het recht om het werk op welke wijze of in welke vorm ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk te reproduceren of te laten reproduceren;
  • het recht tot het bewerken of het vertalen van het werk;
  • het recht tot het verhuren en het uitlenen van het werk;
  • het recht tot mededeling aan het publiek;
  • het distributierecht: het recht om de distributie van het origineel van het werk of van kopieën ervan aan het publiek, door verkoop of op een andere wijze, toe te staan.

Deze vermogensrechten behoren toe aan de auteur, zelfs al komt het werk tot stand in het kader van een arbeidsovereenkomst. De werknemer-auteur kan de vermogensrechten op het werk evenwel overdragen aan de werkgever onder volgende voorwaarden: [640]

  • het werk is tot stand gebracht ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst;
  • er wordt in een overeenkomst uitdrukkelijk in die overdracht van rechten voorzien;
  • de creatie van het werk valt binnen het toepassingsgebied van de arbeidsovereenkomst.
  • De strekking van die overdracht en de wijze waarop ze plaatsvindt, kunnen bij collectieve overeenkomst worden bepaald. [641] Het beding waarbij aan de verkrijger van een auteursrecht het recht wordt toegekend om het werk te exploiteren in een vorm die onbekend is op de datum van de arbeidsovereenkomst, moet uitdrukkelijk zijn en bepalen dat daaraan een aandeel gekoppeld is in de door die exploitatie gemaakte winst. [642]
3.5.10.2.3 Morele rechten [643]

De morele rechten omvatten:

  • het vaderschapsrecht: het recht als auteur van een creatie te worden erkend (derden kunnen verplicht worden het werk onder de naam van de auteur bekend te maken);
  • het integriteitsrecht: het recht zich tegen elke wijziging of vervorming van het werk te verzetten;
  • het divulgatierecht: het recht om het werk bekend te maken aan het publiek.

De morele rechten verbonden aan een werk van letterkunde of kunst zijn in beginsel onvervreemdbaar. De globale afstand van de toekomstige uitoefening van deze rechten is nietig.

Ongeacht een eventuele afstand, behoudt de auteur het recht om zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere wijziging van dit werk dan wel tegen enige andere aantasting van het werk die zijn eer of zijn reputatie kunnen schaden.

3.5.10.2.4 Naburige rechten [644]

Het gaat over de rechten van de uitvoerende kunstenaars (zangers, muzikanten, acteurs, …). Deze rechten zijn op een analoge manier geregeld met de eigenlijke auteursrechten, alhoewel er enkele afwijkende bepalingen zijn.

3.5.10.2.5 Schrijven van computerprogramma’s

Er werd een eigen wettelijk kader uitgewerkt voor computerprogramma’s. Het uitgangspunt is dat computerprogramma’s auteursrechtelijk worden beschermd en daartoe gelijkgesteld worden met werken van letterkunde. [645]

In tegenstelling tot bij andere auteursrechtelijk beschermde werken, wordt uitdrukkelijk bepaald dat de vermogensrechten met betrekking tot computerprogramma’s die zijn gemaakt door een of meerdere werknemers bij de uitoefening van hun arbeidsovereenkomst of in opdracht van de werkgever, toebehoren aan de werkgever, tenzij uitdrukkelijk bij overeenkomst anders is bepaald. [646] Alle vermogensrechten gaan bijgevolg – behoudens een andere overeenkomst – automatisch en volledig over op de werkgever.

Volgens het Hof van Cassatie wijkt het voor computerprogramma’s ingesteld vermoeden van verkrijging van vermogensrechten ten voordele van de werkgever af van de voor auteursrechten geldende algemene regel, die vereist dat een overdracht van de vermogensrechten ten gunste van de werkgever uitdrukkelijk wordt bepaald; het vermoeden geldt dan ook slechts voor de vermogensrechten met betrekking tot computerprogramma’s gemaakt door werknemers of beambten bij de uitoefening van hun taken of in opdracht van hun werkgever, en kan niet worden uitgebreid tot de vermogensrechten met betrekking tot computerprogramma’s gemaakt door de statutaire zaakvoerder van een handelsvennootschap, die niet mede de hoedanigheid heeft van werknemer als gevolg van een met deze vennootschap gesloten arbeidsovereenkomst. [647]

3.5.10.3 Uitvindingen

Een uitvinding kan beschermd worden als er een octrooi voor wordt aangevraagd. Het recht op een octrooi komt in principe toe aan de uitvinder (uitvindersprincipe). [648] Ook voor uitvindingen door werknemers moet dat als uitgangspunt worden aanvaard. Indien het octrooi onrechtmatig door de werkgever is aangevraagd, dan kan de werknemer-uitvinder dat eventueel zelf opeisen. [649]

De uitvinder heeft sowieso het recht in het octrooi te worden vermeld. [650] Ook indien het de werkgever is die het octrooi aanvraagt, kan de werknemer eisen dat zijn naam in het octrooi wordt vermeld. Wordt de uitvinding gedaan door verscheidene werknemers die samenwerken, dan hebben zij elk het recht op vermelding van hun naam. [651] De morele rechten zijn echter zeer beperkt. Zo kan de werknemer-uitvinder zich niet verzetten tegen de wijziging van zijn uitvinding. [652]

Traditioneel wordt in rechtsleer en rechtspraak een onderscheid gemaakt tussen:

  • Dienstuitvindingen: uitvindingen gedaan in uitvoering van de arbeidsovereenkomst en het overeengekomen takenpakket;
  • Afhankelijke of gemengde uitvindingen: uitvindingen die niet specifiek binnen de uitvoering van de arbeidsovereenkomst en het takenpakket vallen, maar die wel dankzij die arbeidsovereenkomst tot stand konden komen, bv. doordat gebruik gemaakt wordt van materiële of intellectuele middelen verschaft door de werkgever;
  • Vrije uitvindingen: uitvindingen gedaan buiten elk dienstverband om en met eigen middelen.

Uit de schaarse rechtspraak kan het volgende worden afgeleid wat betreft de vermogensrechten van de werknemer:

  • Dienstuitvindingen: de rechten worden geacht aan de werkgever toe te behoren (er wordt meestal verwezen naar het ‘vruchten van de arbeid’-beginsel). [653]
  • Afhankelijke of gemengde uitvindingen: er bestaat betwisting over de vraag aan wie de rechten op dergelijke uitvindingen toebehoren. Aangezien het creëren van uitvindingen in deze gevallen niet tot het eigenlijke doel van de arbeidsovereenkomst van de werknemer behoort, noch tot de essentie van diens takenpakket, kan geargumenteerd worden dat de werknemer titularis blijft van alle rechten (uitvindersprincipe). [654] De werknemer moet wel loyaal blijven tegenover de werkgever, wat o.m. inhoudt dat hij de werkgever geen concurrentie mag aandoen zolang de arbeidsovereenkomst bestaat en dat hij de fabrieksgeheimen moet respecteren. Partijen kunnen wel overeenkomen dat de rechten worden overgedragen naar de werkgever.
  • Vrije uitvindingen: dergelijke uitvindingen behoren de werknemer toe (uitvindersprincipe). Een algemene clausule die alle, ook toekomstige, vrije uitvindingen zou doen toekomen aan de werkgever, is absoluut nietig. [655]
Laatst aangepast op: 04-07-2024

    Art. XI.296 WER.