ACV

3.2. 3.2Welk loon?

Het loon waarop de werknemer volgens artikel 27 recht heeft, is het loon dat hem zou zijn toegekomen, “indien hij zijn dagtaak normaal had kunnen volbrengen”. Dit betekent dat wanneer de normale dagtaak overuren zou hebben bevat, deze overuren ook moeten worden betaald. [62] Hetzelfde geldt voor voordelen in natura of het gebruik van de bedrijfswagen. [63] Kostenvergoedingen moeten alleen in de berekeningsbasis voor het gewaarborgd dagloon worden opgenomen wanneer zij niet de loutere terugbetaling vormen van werkelijke onkosten. [64]

Voor werknemers waarvan het loon geheel of gedeeltelijk uit een veranderlijk loon bestaat (o.m. commissieloon voor handelsvertegenwoordigers), heeft de wet geen bijzondere bepalingen voorzien. Analoog aan andere regelingen lijkt het verdedigbaar dat het loon dat normaal zou worden verdiend, voor die werknemers berekend wordt op basis van een gemiddelde. Het gemiddeld dagloon kan dan berekend worden op basis van het gemiddeld loon van de twaalf maanden die aan de schorsing voorafgaan. Maar die werknemers kunnen eventueel ook het bewijs leveren van wat zij zouden hebben verdiend als zij normaal hadden kunnen werken.

In zijn advies nr. 489 van 26 juni 1975 gaat de Nationale Arbeidsraad in op de toepassing van artikel 27 bij een glijdende werktijdregeling. Meestal hebben de verschillende formules van glijdende werktijd één punt gemeen, namelijk een bepaald aantal verplicht te presteren uren (vaste tijd of bloktijd) naast een aantal mobiele uren (glijtijd, waarbinnen het uur van vertrek of aankomst mag variëren). De NAR was van oordeel dat de loonwaarborg van artikel 27 alleen geldt bij vertraging of afwezigheid binnen de bloktijd. De verloren uren door afwezigheid of vertraging binnen de glijtijd zouden dus moeten worden ingehaald door de werknemer. Hoewel deze stelling betwistbaar is, werd zij in de rechtspraak toch al bevestigd. [65]

Laatst aangepast op: 04-07-2023