Een gemeenschappelijke voorwaarde in die drie hypothesen opgesomd onder 3.1 Begrip is dat de werknemer geschikt is om te werken op het ogenblik dat hij zich naar het werk begeeft. [66] Dit betekent dat hij lichamelijk en geestelijk in staat moet zijn om arbeid te verrichten. Als vaststaat dat de werknemer niet arbeidsgeschikt was op dat moment, heeft hij geen recht op gewaarborgd dagloon. De werkgever moet daarin wel voorzichtig zijn: het is inderdaad mogelijk dat een ziekte plots optreedt. Dit kan enkel door een dokter vastgesteld worden. Bij betwisting ligt de bewijslast bij de werknemer: als hij aanspraak wil maken op de betaling van het gewaarborgd loon, moet hij bewijzen dat de voorwaarden vervuld zijn. [67] De ongeschiktheid kan ook juridisch van aard zijn: een chauffeur waarvan het rijbewijs werd ingetrokken, zal ook niet geschikt zijn om te werken. [68]
3.3. Gemeenschappelijke voorwaarde: arbeidsgeschikt zijn
- [66]
Art. 27, eerste lid, Arbeidsovereenkomstenwet.
- [67]
J. Herman, Schorsing van de individuele arbeidsovereenkomst 2010, ICA-reeks algemene reeks nr. 5, Brugge, die Keure, 2010, 31, nr. 61. Bovendien is dit in het geval van ziekte minder relevant: als er geen aanspraak gemaakt kan worden op gewaarborgd dagloon (op basis van artikel 27 AOW) zal er waarschijnlijk wel een loonwaarborg zijn op basis van artikel 31 (zie later bij arbeidsongeschiktheid).
- [68]
J. Herman, Schorsing van de individuele arbeidsovereenkomst 2010, ICA-reeks algemene reeks nr. 5, Brugge, die Keure, 2010, 32, nr. 64.
Art. 27, eerste lid, Arbeidsovereenkomstenwet.