ACV

    15. Tijdelijke werkloosheid voor bedienden – economische werkloosheid

    In het najaar van 2008 werden de gevolgen van de bankencrisis pijnlijk voelbaar voor de hele economie. Vooral de industrie kende een spectaculaire daling van de productie in verschillende zeer belangrijke sectoren. Op 19 juni 2009 trof de Belgische regering, op voorstel van minister van Arbeid Milquet, een aantal crisismaatregelen. [724] Het was de bedoeling zoveel mogelijk arbeidsplaatsen te redden door verschillende vormen van tijdelijk minder werken te organiseren met financiële steun van de overheid. De wet van 19 juni 2009 voorzag drie mogelijkheden: een arbeidsduurvermindering voor alle personeelsleden (collectieve arbeidsduurvermindering), een vermindering van de individuele arbeidstijd met 1/5 of 1/2 (crisistijdskrediet) of een volledige of gedeeltelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst (crisiswerkloosheid).

    Voor elk van deze maatregelen voorzag de regering een aangepaste financiële ondersteuning. De maatregelen waren oorspronkelijk bedoeld voor een half jaar en zouden eind december 2009 aflopen. Maar aangezien de crisis bleef duren werden de maatregelen, in een afgezwakte vorm, verschillende keren verlengd. Een laatste keer gebeurde dit met de wet van 12 april 2011 die de tijdelijke maatregelen liet doorlopen tot eind december 2011. [725]

    Naast de verlenging van de tijdelijke maatregelen tot eind 2011 voorzag de wet van 12 april 2011 een definitieve regeling van twee crisismaatregelen vanaf 1 januari 2012, namelijk de aanvullende ontslagvergoeding voor arbeiders en de tijdelijke schorsing van de arbeidsovereenkomst voor bedienden. De mogelijkheid om de arbeidsovereenkomst voor bedienden te schorsen werd ingeschreven in de Arbeidsovereenkomstenwet. Deze tijdelijke schorsing kan alleen voor ondernemingen in moeilijkheden. De onderneming moet de economische moeilijkheden aantonen met objectief bewijsmateriaal. Ook een aantal beperkende voorwaarden uit de tijdelijke crisismaatregelen werden overgenomen. Een van deze voorwaarden is de manier waarop de tijdelijke werkloosheid kan worden ingevoerd. Hiervoor is een sector- of ondernemings-cao nodig of een ondernemingsplan dat moet worden goedgekeurd door een nationale paritaire commissie.

    Vanaf 1 januari 2012 werd in de Arbeidsovereenkomstenwet dus de mogelijkheid ingeschreven om de arbeidsovereenkomst van bedienden tijdelijk volledig te schorsen of een regeling van gedeeltelijke arbeid in te voeren voor ondernemingen die bewijzen dat zij in moeilijkheden zijn en dat zij gebonden zijn door een (sector- of ondernemings-)cao of een erkend ondernemingsplan. Dit gebeurde door in titel III ‘De arbeidsovereenkomst van bedienden’ een nieuw hoofdstuk II/1 in te voegen met als titel ‘Regeling van schorsing van de uitvoering van de overeenkomst en regeling van gedeeltelijke arbeid’. [726] Het nieuwe hoofdstuk II/1 herneemt echter in grote lijnen de regeling van de crisisschorsing voor bedienden die bestond tot 31 december 2011 en ingevoerd werd door de wet van 19 juni 2009. Alhoewel het strikt genomen juridisch niet de juiste term is, spreekt men sinds 1 januari 2012 meestal van de invoering van de economische werkloosheid voor bedienden. Bij de RVA spreekt men dan weer van ‘schorsing bedienden wegens werkgebrek’. [727]

    De regeling tot schorsing van de arbeidsovereenkomst voor bedienden wegens gebrek aan werk om economische redenen voorziet in artikel 77/4, § 1 en 77/7 twee formules. De werkgever kan kiezen:

    • voor een volledige schorsing van de arbeidsovereenkomst voor maximum zestien weken per kalenderjaar;
    • ofwel voor de invoering van een regeling van gedeeltelijke arbeid waarbij minstens twee dagen per week gewerkt wordt voor een periode van maximum zesentwintig weken per kalenderjaar. De twee arbeidsdagen moeten niet verplicht gepresteerd worden. Naar analogie van de economische werkloosheid van arbeiders worden de in het K.B. van 3 mei 1999 bedoelde afwezigheden (arbeidsongeschiktheid, jaarlijkse vakantie, enz.) gelijkgesteld met effectieve arbeid. [728]

    Het is ook mogelijk om de twee formules te combineren. Hierbij staat één week volledige schorsing gelijk met twee weken gedeeltelijke arbeid. [729] Elke kennisgeving moet betrekking hebben op één of meerdere weken. Hiermee worden kalenderweken bedoeld. [730]

    Voor een deeltijdse bediende moet voor de toepassing van de regeling van gedeeltelijke arbeid (waarbij minstens twee dagen per week gewerkt wordt) rekening gehouden worden met de arbeidsregeling van de refertewerknemer (de werknemer die voltijds werkt in een gelijkaardige functie als de bediende in kwestie) en niet met de arbeidsregeling van de deeltijdse bediende. Het is dus mogelijk dat een deeltijdse bediende die op bepaalde dagen niet werkt een regeling van gedeeltelijke arbeid krijgt waarbij de voltijdse bedienden inderdaad twee dagen per week werken, maar hijzelf niet, omdat die twee dagen nu precies dagen zijn waarop hij normaal niet moet werken als gevolg van zijn deeltijdse arbeidsregeling.

    Laatst aangepast op: 04-07-2023

    Art. 77/7, tweede lid AOW.